Zie voor opdracht 4 mijn andere blog.
KLIK HIER
Spaans leren
Nieuw hier?
Ben jij hier om serieus Spaans te leren of gewoon de basis te leren? En ben jij nieuw? Druk dan rechts en druk onder: Berichten: op Voorstellen in het Spaans. Want daar begint het mee. Succes!
Groetjes Xaviera
Waarom ben je hier?
donderdag 15 maart 2012
Zinnen
Ik heb het koud. = Tengo frío (Téngó frie-o)
Het is koud. = Hace frío (acé frie-o)
Ik heb het warm. = Estoy caliente (éstóy calie-enté)
Het is warm. = Hace calor (Acé kaalór)
Waarom? = ¿Por qué? (Por ké-é)
Hoe heet jij? = ¿Cuál es tu nombre? (Koeal es tu nómbré)
Mijn naam is ... = Mi nombre es / Me llamo ... (Mie nombre es / Me ljamo)
Ik ben ... jaar oud. = Tengo ... años de edad (Tengo .. anjos de édád)
Hoe oud ben jij? = ¿Qué edad tienes? (Kwe édád tienés)
Het is koud. = Hace frío (acé frie-o)
Ik heb het warm. = Estoy caliente (éstóy calie-enté)
Het is warm. = Hace calor (Acé kaalór)
Waarom? = ¿Por qué? (Por ké-é)
Hoe heet jij? = ¿Cuál es tu nombre? (Koeal es tu nómbré)
Mijn naam is ... = Mi nombre es / Me llamo ... (Mie nombre es / Me ljamo)
Ik ben ... jaar oud. = Tengo ... años de edad (Tengo .. anjos de édád)
Hoe oud ben jij? = ¿Qué edad tienes? (Kwe édád tienés)
vrijdag 10 februari 2012
Vrije tijd/Sporten
1 el ciclismo (siekliesiemo)
de wielersport
andar en bicicleta (andar en biesiekléta)
met de fiets rijden
2 la hípica (iepieka)
de paardensport
3 el andar (andár)
de wandelsport
ir a dar un paseo (ir a dar oen pasio)
een wandeling maken
4 jugar al tenis (goear al tennies)
tennissen
5 la gimnástica (gímnastieka)
het turnen
6 la pesca (péskaa)
het vissen
7 la natación (nátácjon)
de zwemsport
nadar
zwemmen
8 la esgrima (ésgriema)
het schermen
8 el correr (corrér)
het hardlopen
correr
lopen
10 el patinaje (patienagé)
het schaatsen
¿Que deportes practicas tú? (Kwe deportés praktiekas toe?)
Welke sport beoefen je?
de wielersport
andar en bicicleta (andar en biesiekléta)
met de fiets rijden
2 la hípica (iepieka)
de paardensport
3 el andar (andár)
de wandelsport
ir a dar un paseo (ir a dar oen pasio)
een wandeling maken
4 jugar al tenis (goear al tennies)
tennissen
5 la gimnástica (gímnastieka)
het turnen
6 la pesca (péskaa)
het vissen
7 la natación (nátácjon)
de zwemsport
nadar
zwemmen
8 la esgrima (ésgriema)
het schermen
8 el correr (corrér)
het hardlopen
correr
lopen
10 el patinaje (patienagé)
het schaatsen
¿Que deportes practicas tú? (Kwe deportés praktiekas toe?)
Welke sport beoefen je?
De beroepen
1 de loodgieter
el fontanero
2 de verkoper
el vendedor
3 de secretaresse
la secretaria
4 de tandarts
el dentista
5 el mecánico
de monteur
6 de politieagent
el pilicía
7 de kapster
la peluquera
8 de dokter
el médico
9 de elektricien
el elektricista
10 la enfermera
de verpleegster
11 de brandweerman
el bombero
12 de postbode
el cartero
13 de ingenieur
el ingeniero
14 de leraar
el profesor
15 de schilder
el pintor
el fontanero
2 de verkoper
el vendedor
3 de secretaresse
la secretaria
4 de tandarts
el dentista
5 el mecánico
de monteur
6 de politieagent
el pilicía
7 de kapster
la peluquera
8 de dokter
el médico
9 de elektricien
el elektricista
10 la enfermera
de verpleegster
11 de brandweerman
el bombero
12 de postbode
el cartero
13 de ingenieur
el ingeniero
14 de leraar
el profesor
15 de schilder
el pintor
Het station
1 Het station
La estación
2 Het spoor
La vía del tren
3 de rail
El riel
4 de ingang
La entrada
5 de uitgang
La salida
6 de trein
El tren
7 De wagen
El vagón
8 de locomotief
La locomotora
9 het loket
La taquilla
10 het spoorkaartje
El billete
11 de reiziger
El viajero
12 de hoofdconducteur
El guardia
13 de controleur
El revisor
14 het informatiebureau
La oficina de infomación
La estación
2 Het spoor
La vía del tren
3 de rail
El riel
4 de ingang
La entrada
5 de uitgang
La salida
6 de trein
El tren
7 De wagen
El vagón
8 de locomotief
La locomotora
9 het loket
La taquilla
10 het spoorkaartje
El billete
11 de reiziger
El viajero
12 de hoofdconducteur
El guardia
13 de controleur
El revisor
14 het informatiebureau
La oficina de infomación
Het platteland
la colina = de heuvel
el pueblo = het dorp
el camino = de weg
el pescador = de visser
el bosque = het bos
la flor = de bloem
el arbusto = de struik
la granja = de boerderij
el tractor = de tractor
el río = de rivier
el puente = de brug
el pueblo = het dorp
el camino = de weg
el pescador = de visser
el bosque = het bos
la flor = de bloem
el arbusto = de struik
la granja = de boerderij
el tractor = de tractor
el río = de rivier
el puente = de brug
Het weer
De hemel = el cielo
De wolk = la nube
De zon = el sol
De ster = la estrella
De mist = la niebla
De maan = la luna
De thermometer = el termónetro
De regen = la lluvia
Het regent = llueve
De wind = el viento
Het is winderig = hace viento
De sneeuw = nieve
Het sneeuwt = está nevando
De ijzel = el hielo
Het vriest = hiela
De donder en de bliksem = El trueno y el relámpago
De zon schijnt = El sol brilla
Het is koud = Hace frío
Het is warm = Hace calor
De wolk = la nube
De zon = el sol
De ster = la estrella
De mist = la niebla
De maan = la luna
De thermometer = el termónetro
De regen = la lluvia
Het regent = llueve
De wind = el viento
Het is winderig = hace viento
De sneeuw = nieve
Het sneeuwt = está nevando
De ijzel = el hielo
Het vriest = hiela
De donder en de bliksem = El trueno y el relámpago
De zon schijnt = El sol brilla
Het is koud = Hace frío
Het is warm = Hace calor
Opdracht 3
Er staat een woord en dat moet je dan vertalen naar het Spaans, of naar het Nederlands. Het zijn 5 vragen.
SUCCES!
1. derecha y izquierda
A. Links en rechts
B. Rechts en links
C. Standbeeld en stadhuis
2. Buenos noches, buenos tardes y buenos dias
A. Goedeavond/nacht, goedemiddag en goedeochtend
B. Goedeochtend, goedeavond/nacht en goedemiddag
C. Goedemiddag, goedeochtend en goedeavond/nacht
3. De straat en de laan
A. La calle y la tienda
B. La avenida y la calle
C. La calle y la avenida
4. El pie y la pierna
A. De voet en het been
B. Het been en de voet
C. La cabeza y la mano
5. Auto
A. Bus
B. Coche
C. Moto
SUCCES!
1. derecha y izquierda
A. Links en rechts
B. Rechts en links
C. Standbeeld en stadhuis
2. Buenos noches, buenos tardes y buenos dias
A. Goedeavond/nacht, goedemiddag en goedeochtend
B. Goedeochtend, goedeavond/nacht en goedemiddag
C. Goedemiddag, goedeochtend en goedeavond/nacht
3. De straat en de laan
A. La calle y la tienda
B. La avenida y la calle
C. La calle y la avenida
4. El pie y la pierna
A. De voet en het been
B. Het been en de voet
C. La cabeza y la mano
5. Auto
A. Bus
B. Coche
C. Moto
Door de stad
Vanaf la casa (het huis) gaan we izquierda (links) naar el supermercado (de supermarkt).
Dan gaan we derecha (rechts) naar la escuela. (de school). Dan weer derecha naar la iglesia (de kerk)
Midden in de stad is een groot parque (park) Daar staat een banco. (bank) y een árbol (boom)
Nu gaan we een calle (straat) in en daarna gaan we een avenida (laan) in.
Via el paso de peatones (zebrapad) steken we over. Zo hoeven we niet langs el semáforo (het verkeerslicht). We komen bij een edificio (gebouw), het is een oficina (kantoor).
Nog even snel langs la tienda (de winkel) voor brood. Naast la tienda zit el restaurante (het restaurant).
Izquierda is la farmacia (de apotheek). Daar tegenover is la carnicería (de slagerij).
Daarnaast weer la panadería. (de bakker). En daar tegenover is la pescadería (de viswinkel).
La floristería (de bloemenwinkel) is daar ook. Bij el parque is ook la plaza. (het plein).
Daar staat la estatua (het standbeeld). Bij el ayuntamiento (het stadhuis) is een aparcamiento (parkeerplaats). Derecha is la parada del bus. (de bushalte).
En daar derecha is el cine. (de bioscoop)
Rondje door de stad!
Vanaf la casa (het huis) gaan we izquierda (links) naar el supermercado (de supermarkt).
Dan gaan we derecha (rechts) naar la escuela. (de school). Dan weer derecha naar la iglesia (de kerk)
Midden in de stad is een groot parque (park) Daar staat een banco (bank) y een árbol (boom)
Dan komen we in een calle. (straat). En in een avenida (laan).
We steken via el paso de peatones
Dan gaan we derecha (rechts) naar la escuela. (de school). Dan weer derecha naar la iglesia (de kerk)
Midden in de stad is een groot parque (park) Daar staat een banco (bank) y een árbol (boom)
Dan komen we in een calle. (straat). En in een avenida (laan).
We steken via el paso de peatones
Extra's
Hallo
Hola
Goedeavond/Goedenacht
Buenos noches
Goedemiddag
Buenos tardes
Goedeochtend
Buenos dias
Doei
Adiós
Dank je
Gracias
Dank u zeer
Muchas gracias
Graag gedaan
Es un placer
Wat zei u?
¿Como?
Het spijt me
Lo siento
Sorry
Perdón
Excuseer me
Disculpe
Alsjeblieft
Por favor
Hola
Goedeavond/Goedenacht
Buenos noches
Goedemiddag
Buenos tardes
Goedeochtend
Buenos dias
Doei
Adiós
Dank je
Gracias
Dank u zeer
Muchas gracias
Graag gedaan
Es un placer
Wat zei u?
¿Como?
Het spijt me
Lo siento
Sorry
Perdón
Excuseer me
Disculpe
Alsjeblieft
Por favor
(Openbaar) Vervoer
1.
El bus
De bus
2.
El avión
Het vliegtuig
3.
El helicóptero
De helikopter
4.
El tren
De trein
5.
El coche
De auto
El cotjé
6.
El barco
De boot
7.
El camión
De vrachtwagen
8.
La moto
De motorfiets
9.
La bicicleta
De fiets
La biesieklétá
10.
El metro
De metro
El bus
De bus
2.
El avión
Het vliegtuig
3.
El helicóptero
De helikopter
4.
El tren
De trein
5.
El coche
De auto
El cotjé
6.
El barco
De boot
7.
El camión
De vrachtwagen
8.
La moto
De motorfiets
9.
La bicicleta
De fiets
La biesieklétá
10.
El metro
De metro
Abonneren op:
Posts (Atom)